Permanent establishment

Vaste inrichting: wanneer ontstaat een buitenlandse belastingplicht?

Wanneer je als ondernemer grensoverschrijdend actief bent, kun je ongemerkt een buitenlandse belastingplicht creëren. Dit gebeurt meestal via een vaste inrichting (ook bekend als permanent establishment). Maar wanneer is daar eigenlijk sprake van? En wat zijn de gevolgen?

Wat is een vaste inrichting?

Een vaste inrichting ontstaat wanneer een buitenlandse (rechts)persoon een belastbare aanwezigheid heeft in een ander land. Denk bijvoorbeeld aan een Belgische BVBA die belastingplichtig wordt in Nederland – of omgekeerd.

Let op: een vaste inrichting is géén zelfstandige entiteit, zoals een lokale BV. Het begrip bestaat uitsluitend binnen het internationale belastingrecht en is bedoeld om landen het recht te geven belasting te heffen over economische activiteiten binnen hun grondgebied, ook als de onderneming daar fiscaal niet is gevestigd.

Wat zijn de gevolgen van een vaste inrichting?

Zodra sprake is van een vaste inrichting, ontstaat in principe buitenlandse belastingplicht. Dit betekent onder meer dat de onderneming zich moet registreren bij de lokale belastingdienst en administratieve verplichtingen moet nakomen.

Afhankelijk van het land kunnen deze verplichtingen flink uiteenlopen. Wie onvoorbereid activiteiten in het buitenland verricht, loopt het risico op boetes of naheffingen. Een goed fiscaal advies is daarom essentieel.

Wanneer is sprake van een vaste inrichting?

De beoordeling verschilt per situatie en per land. Elk belastingverdrag bevat eigen bepalingen. Toch zijn er enkele algemene uitgangspunten.

1. Nationale wetgeving en belastingverdragen

De Nederlandse wet verwijst naar de definitie van vaste inrichting in het betreffende belastingverdrag. Is er géén belastingverdrag? Dan volgt Nederland de definitie uit het OESO-modelverdrag.

Een belastingverdrag verdeelt alleen de heffingsrechten; het creëert geen nieuw heffingsrecht. Nationale wetgeving blijft dus leidend.

Vaste inrichting volgens belastingverdrag: de hoofdregel

Er is sprake van een vaste inrichting als aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan:

  1. Place of business – Er is een fysieke bedrijfsruimte aanwezig;
  2. Fixed – Deze bedrijfsruimte is duurzaam verbonden aan een plaats (niet tijdelijk of mobiel);
  3. Through which the activities of an enterprise are wholly or partly carried on – Vanuit deze vaste plaats worden activiteiten van de onderneming daadwerkelijk uitgeoefend.

Voorbeelden van een vaste inrichting (verdragslijst)

Volgens paragraaf 2 van de meeste belastingverdragen zijn de volgende locaties in het bijzonder voorbeelden van een vaste inrichting:

  • Een plaats van leiding (bijv. hoofdkantoor);
  • Een filiaal;
  • Een kantoor;
  • Een fabriek;
  • Een werkplaats;
  • Een mijn, groeve of olie- en gaslocatie.

Let op: ook bij deze voorbeelden moet aan de drie hoofdvoorwaarden zijn voldaan.

Uitzonderingen: geen vaste inrichting bij voorbereidende of bijkomstige activiteiten

Er is géén sprake van een vaste inrichting als de bedrijfsruimte alleen wordt gebruikt voor:

  • Het aanhouden van voorraden;
  • Het inkopen van goederen;
  • Het verzamelen van informatie.

Volgens het OESO-modelverdrag 2017 moeten deze activiteiten bovendien van een voorbereidend of bijkomstig karakter zijn. In oudere verdragen werd dit minder streng toegepast, maar veel verdragen zijn inmiddels herzien.

Vaste vertegenwoordigers kunnen ook een vaste inrichting vormen

Naast de fysieke aanwezigheid kan ook een persoonlijke vertegenwoordiging leiden tot belastingplicht: de zogenoemde vaste vertegenwoordiger (dependent agent permanent establishment).

Voorwaarden bij een afhankelijke vertegenwoordiger (oude verdragstekst):

  • De agent handelt in naam van de onderneming;
  • De agent is economisch afhankelijk;
  • De agent heeft de bevoegdheid om contracten af te sluiten én doet dit regelmatig.

Nieuwere verdragen (vanaf 2017) verruimen dit:

Ook vertegenwoordigers die uit eigen naam maar voor rekening en risico van de buitenlandse onderneming handelen, kunnen een vaste inrichting vormen. Hiermee willen landen agressieve belastingplanning via agentstructuren tegengaan.

Let op in de praktijk: verkoopmedewerkers die actief zijn in het buitenland vóórdat een lokale entiteit is opgericht, kunnen snel als vaste vertegenwoordiger worden aangemerkt.

De Nederlandse uitbreiding: werkzaamheden buitengaats

Uniek voor Nederland is de uitbreiding van het vaste-inrichtingsbegrip naar het Noordzeewinningsgebied. Volgens de Nederlandse wet is er al sprake van een vaste inrichting wanneer:

  • Werkzaamheden worden verricht in, op of boven het Nederlandse continentale plat;
  • Deze werkzaamheden 30 dagen of langer duren.

Nederland heeft deze uitbreiding ook in veel belastingverdragen opgenomen, meestal als een apart artikel naast de vaste-inrichtingsbepaling. Dit zorgt ervoor dat Nederland deze heffingsbevoegdheid internationaal kan handhaven.

Conclusie: Laat bij twijfel een vaste inrichting-analyse uitvoeren

Een vaste inrichting leidt tot belastingplicht, registratieverplichtingen en vaak ook tot lokale administratieve lasten. Ondernemers die internationaal uitbreiden – met name via agenten of verkoopmedewerkers – doen er verstandig aan om vooraf te toetsen of hun activiteiten kunnen leiden tot een vaste inrichting.

Een grondige analyse van het belastingverdrag én het nationale recht is daarbij onmisbaar.

mr. Christiaan Casper Tax advisor
Tax advisor at  | Web |  + posts

mr. C.A.W. Casper (Christiaan)
Owner Taxzone Netherlands
c.casper@taxzonenetherlands.nl